Van de regen in de drup

Lege koelkast, tijd voor een boodschap. Ik gris een tas mee en loop naar de supermarkt. Bij de ingang vraagt een zwerver geld aan een klant die op de kleintjes let. ‘Ik wil u best wat geld geven, maar alleen als u belooft om er geen drank of drugs van te kopen.’ De zwerver belooft plechtig dat hij dat niet zal doen. De vrouw gaat overstag en geeft hem twintig euro. Goede daad weer gedaan? Als ik twee uur later de hond uitlaat zie ik de zwerver zitten op een bankje. Tas vol bierblikjes aan zijn voeten, zo dronken als een tor. Soms pakken de beste bedoelingen minder goed uit dan verwacht. Het doet me terugdenken aan een akkefietje in mijn jeugd:

'Mam, ik ga even rollerskaten!’
‘Is goed meisje, ik roep je wel als het eten klaar is. Doe je voorzichtig?’
‘Jaha!’Natuurlijk doe ik voorzichtig want vallen doet pijn. Ik hou niet van pijn. Laatst ben ik nog keihard op mijn knie gevallen en dat wil ik niet nog een keer. Ik pak mijn roodzwarte rollerskates en ga op de onderste tree van de trap zitten om ze aan te trekken. Al mijn vriendinnetjes hebben blauw/gele skates. Dat zijn de echte en die vind ik veel mooier dan de mijne. Ze maken ook een ander geluid als je over de stoep gaat. Ik strik de veters met een stevige dubbele knoop zodat ze niet losgaan. Van mama geleerd. Mama hield vroeger ook zo van rolschaatsen maar ze mocht het niet zo vaak omdat oma bang was dat ze zou vallen. Mama is daar ook bang voor bij mij, maar ze laat me wel mijn gang gaan. Daarom doe ik extra voorzichtig zodat ze zich geen zorgen hoeft te maken. Ik wil dat mama blij is want ik hou van haar.

Ik looprol over de vinylvloer in de gang naar de voordeur. Doe hem open en stap voorzichtig over de drempel. Houdt me vast aan de deurpost. Door de voortuin rol ik richting het pleintje in onze straat. Als ik langs het huis van de buren kom, zie ik dat hun schuurdeur open staat. Zouden er dieven zijn geweest? Het kriebelt in mijn  buik van de spanning als ik zo stil mogelijk naar het schuurtje skate. Misschien zitten de dieven er nog wel in. Brrr. Wat moet ik nu? De politie bellen? Maar ik weet het nummer van de politie niet. Eerst zelf maar eens een kijkje nemen. Voorzichtig gluur ik naar binnen door de kier. De schuur staat vol met fietsen en het ruikt er naar verf. Geen dieven dus. Ik zucht diep om de spanning een beetje kwijt te raken. Stel je voor dat er nog wel een dief binnen had gezeten. Ik bel aan bij de buren. Niemand doet open. Weer druk ik op de bel, dit keer wat langer. Weer niks. Ze zijn niet thuis. Misschien hebben de dieven net een kijkje genomen in de schuur en zijn ze nu een busje halen om de fietsen straks in te stoppen. Daar moet ik een stokje voor steken. Ik doe de schuurdeur dicht en draai hem op slot met de sleutel die erin zit. De sleutel stop ik in mijn zak. Die geef ik straks aan de buurvrouw als ze weer thuis is. Ik zal haar zeggen dat ze beter de deur op slot moet doen want anders komen de dieven alles stelen.

Blij dat ik de dieven te slim af ben geweest zet ik mijn skatetocht voort. Er zijn meer kinderen aan het spelen op het pleintje. Dat vind ik wel gezellig. We doen wedstrijdjes wie het hardste kan. Een krijtstreep als start en finish. Zo’n streep die je ook altijd op tv ziet bij het schaatsen. Papa kijkt graag naar schaatsen. Ook naar wielrennen. Het geluid van die helikopter in de lucht bij de Toer de Frans vind ik irritant. Mama ook. Maar omdat papa er zo van geniet zeggen we er meestal maar niks van. ‘Klaar voor de start,’ zegt een jongetje uit de buurt. Ik ga achter de streep staan in dezelfde houding als de schaatsers op tv. Dat vind ik stoer. ‘Af!’ Zo hard als ik kan skate ik naar de streep verderop. Bijna bij de finish zie ik de buurvrouw aan komen fietsen. Ik vergeet de wedstrijd en skate naar haar toe zonder om te kijken. Buiten adem roep ik haar. ‘Nelly! Nelly! Ik denk dat er dieven bij je schuur zijn geweest want de deur stond open. Maar ik heb hem dicht gedaan hoor, hier is de sleutel. Nu is er niks gestolen.’ Ik sta al helemaal klaar om haar bedankje in ontvangst te nemen.
‘Wat heb je gedaan?’ schreeuwt ze keihard tegen me. Hmm, niet helemaal de reactie die ik had verwacht.
‘Ik heb de schuur op slot gedaan zodat de dieven je fietsen niet konden stelen.’
‘Godverdomme!’ vloekt ze. Ik krimp in elkaar van die lelijke woorden. Mama mag dat nooit zeggen van papa. Het betekent God verdoem me en dat is heel erg.
‘Ik had die deur bewust open laten staan omdat we geverfd hebben. Nu kunnen we weer helemaal opnieuw beginnen!’
‘Maar ik wilde alleen maar helpen,’ piep ik verschrikt. Ik doe mijn best om niet te huilen en knipper heel vaak met mijn ogen.’
‘Je wordt bedankt. Bemoei je met je eigen zaken.’ Ze grist de sleutel uit mijn hand en loopt foeterend met haar fiets naar de schuur.

Verdrietig druip ik af. Ik kan er niet goed tegen als grote mensen boos op me zijn. Ik bedoelde het toch goed? Dan hoeft ze toch niet zo lelijk te doen?Ik skate terug naar het groepje buurtkinderen. De wedstrijden zijn nog in volle gang. Scheidsrechter Jort ziet me aankomen. ‘Jij bent gedikskwaafieseert omdat je wegreed!’ Een priemend vingertje wijst mijn kant op. Twee keer een uitbrander op een dag is me teveel en ik begin te huilen. Maar niet voordat ik zeg: ‘En jij hebt een splaakgeblek.’