Tweedehands

Ik loop door een Amsterdamse winkelstraat. Aan mijn linkerhand een klein, schattig boetiekje. Ik ga naar binnen. Mijn oog valt op een zwarte jas. Helemaal mijn smaak. Ernaast hangt een leuke trui, waar mijn kledingkast met een beetje propwerk ook nog wel ruimte voor heeft. Ik raak de jas aan, haal hem uit het rek. Zal ik hem passen? Besluiteloos loop ik naar een grote spiegel die midden in de winkel hangt en dan toch weer terug. Jas weer in het rek gezellig naast trui. Letterlijk ongepast, maar figuurlijk ook? Als ik de blik van de verkoopster moet geloven wel. Je ziet haar denken: ‘Weer zo eentje die zich te goed voelt.’ Het schaamrood op mijn kaken.

Ik heb altijd een soort weerstand gehad tegen tweedehands spullen. Niet omdat ik me te goed voelde voor de ‘afdankertjes’ van een ander, maar meer omdat de controlfreak in mij er een beetje van in paniek raakte. Je weet namelijk niet wat er met die spullen gebeurd is voordat ze bij jou terechtkwamen. Onbekend maakt onbemind, om er maar eens een cliché tegenaan te gooien. Ik verschuil me graag achter clichés. Ze zijn namelijk niet voor niets cliché geworden. Een prachtig, ondoordringbaar schild dat zijn status heeft verworven door een kern van waarheid. Maar goed, ik dwaal af. Terug naar de jas.

Ik vind hem nog steeds mooi. Toch maar passen dan? Maar dan begint weer dat onderbuikgevoel en ik laat mijn uitgestoken arm weer langs mijn lichaam vallen. Wie was de vorige eigenares en wat was dat voor persoon? Een goed mens, een slecht mens, grappig, somber, hygiënisch of een beetje vies? Leeft ze nog of is ze misschien al dood? En stel nou dat ze een onaardig mens was, pik ik dan een vleugje mee als ik mezelf in dit ‘nieuwe’ jasje steek? Ik steek mijn neus in de stof en adem diep in, benieuwd of ik haar nog kan ruiken. ‘Hij is gewassen hoor,’ merkt de verkoopster lichtelijk geïrriteerd op. Ik hoor haar amper. Ik adem nog eens diep in, geen hoestbui, geen benauwdheid. Geen enkele beperking in mijn lange ademteug. Dan valt het kwartje.

Vier maanden geleden onderging ik een longtransplantatie omdat ik in de terminale fase van taaislijmziekte was aanbeland. Alleen donorlongen konden mijn leven nog redden. Ik kreeg het cadeau van het leven, prachtige longen, gegeven uit een goed hart. Een ‘tweedehands’ cadeau. De longen hadden er namelijk al zevenenvijftig jaar op zitten in het lichaam van een andere vrouw, voordat ze in mijn borstkas verdwenen. Hoe tweedehands kun je zijn? Een lach breekt door op mijn gezicht.

Ik pak de jas weer uit het rek. Trek hem aan. Hij past als een jas. Ik loop naar de kassa. ‘Ik neem hem.’ Hij kost vijftien euro, ik betaal met twintig. De verkoopster wil me vijf euro teruggeven. ‘Laat maar zitten.’ Ze kijkt verbaasd omdat ik het wisselgeld weiger. Ze heeft er geen flauw benul van dat ik vandaag in haar winkel meer dan waar voor mijn geld heb gekregen. Een andere kijk op het leven. Tweedehands is NIEUWE KANS!

Trots loop ik in mijn nieuwe omhulsel naar buiten. Het voelt goed. Ik loop naar de slijterij aan de overkant van de straat. Ik koop een rode Margeaux uit 2002. ‘Tasje erbij?’ vraagt de verkoper. ‘Nee hoor, dank u, het past wel in mijn jas. Heerlijke oude wijn, in mijn nieuwe zakken.

(eerder geplaatst op Boekreviews.nl)